Het Carillon
Ik zag de mensen in de straten, hun armoe en hun grauw gezicht, – toen streek er over de gelaten een luisteren, een vleug van licht. Want boven in de klokketoren na ’t donker-bronzen urenslaan ving, over heel de stad te horen, de beiaardier te spelen aan. Valerius: – een statig zingen waarin de …