Speeltijden
Elke dinsdagmorgen van 10.00 uur tot 11.00 uur tijdens de markt.
Instrument
In 1976 werd een actiecomité gevormd om een carillon in de toren te kunnen plaatsen.
Onder leiding van de heer Maarten Seijbel werden gelden ingezameld en in 1977 goot de Koninklijke Klokkengieterij Eijsbouts uit Asten een nieuw carillon voor de toren van de Grote- of Sint Nicolaaskerk te Elburg.
Het carillon is bovenop de houten luidklokkenstoel uit 1694 geplaatst met een ijzeren frame. Het carillon heeft 4 octaven en totaal 47 klokken. De grootste speelklok is een C2. De totale reeks van klokken is: C2, D2, E2, F2 chromatisch tot C6. Het (hand) klavier heeft 3,5 octaaf ofwel 42 toetsen. Het pedaal (voeten) heeft 1.5 octaaf ofwel 18 pedaaltoetsen.Er liggen plannen om het instrument uit te breiden met een oktaaf grotere klokken met basis C1. Met deze uitbreiding krijg het instrument meer draagkracht en volume om elders in de stad te worden gehoord.
Luidklokken
In de toren hingen oorspronkelijk vier luidklokken.
Een kleine klok uit 1694 met het opschrift: “VIGILATE ET ORATE DEO CONFIDES 1694. JAKOBUS KNUISEN TOT AMSTERDAM”. (Waakt en bidt vertrouwend op God” Jakobus Knuisen te Amsterdam).
Daarnaast een grote klok met als opschrift de naam van de maker, de stad van herkomst en het jaartal waar in de klok gegoten werd: “BORCHHARD FVDIT ENSCHUS AE AO 1770 ELBURG”. (Borchard heeft mij gegoten te Enkhuizen in het jaar 1770).
Bovendien waren nog twee kleinere klokken aanwezig die waarschijnlijk tevens een voorslag vormden.
De grote klok van de voorslag werd te Amsterdam gegoten: “ME FECIT PIETER SEEST AMSTELODAMI ANNO 1774”. (Pieter Seest te Amsterdam heeft mij gemaakt).
De kleine klok van de voorslag heeft als opschrift: “DILIGE VIRTVTEM SE VIS HABERE SALVTEM MAMMES ET.C. FREMY ME FEC. AMST. 1683”. (Kinderen looft den Heere, Looft de naam des Heeren – Mammes en Claudy Fremy hebben mij gemaakt te Amsterdam in 1683). Vanwege het heldere geluid werd deze klok ook wel “de Bengel” genoemd.Op 11 februari 1943 werden de grote klok uit 1774 van de klokkengieter Pieter Seest en de kleine klok uit 1683 van der gebroeders Fremy door de Duitsers uit de toren gehaald om versmolten te worden. De grote klok werd naar een opslagplaats in Tilburg vervoerd en is nooit teruggevonden. De kleine klok kwam via omzwervingen, – zij heeft o.a. nog een poosje in de toren van de dorpskerk van Batenburg gehangen om dienst te doen als alarmklok- uiteindelijk in het gemeentemuseum van Elburg terecht.
Op 6 december 1991 werd de “ Stichting Klokkenluidersgilde Claudy Fremy” opgericht. Het doel van deze stichting was om het aantal luidklokken weer minimaal op vier te brengen.
Dit streven werd in 1995 bereikt en op 12 april 1995, vijftig jaar na de bevrijding van de stad Elburg, werden de klokken feestelijk in gebruik genomen.